Hypotheek, levensverzekering en partnerverklaring
Inhoud
Hypotheek en levensverzekering
Partnerverklaring
Fiscale gevolgen
Een voorbeeld
Nog iets over de levensverzekering en de heffing van successierecht
Altijd een partnerverklaring ondertekenen? Vraag het de notaris
Hypotheek en levensverzekering
Wanneer u voor de financiering van een huis een hypothecaire lening afsluit, verlangt de financier vaak dat tevens een levensverzekering op uw leven wordt afgesloten. Als u een partner heeft, zult u hem of haar waarschijnlijk als eerste begunstigde voor de uitkering aanwijzen. Wanneer u tijdens de looptijd van de lening komt te overlijden, kan uw partner met de verzekeringsuitkering de hypotheekschuld (of een gedeelte daarvan) aflossen. De financier wil zeker weten dat de verzekeringsuitkering ook daadwerkelijk voor de aflossing wordt gebruikt. In het algemeen bedingt de financier daarom een pandrecht op alle rechten en vorderingen die voortvloeien uit de levensverzekeringovereenkomst. Met gebruikmaking van dit pandrecht kan de financier zichzelf aanwijzen als eerste begunstigde voor de uitkering die hij uw overlijden voortvloeit uit de levensverzekering. In dat geval gaat de verzekeringsuitkering rechtstreeks naar de financier en vervalt uw hypotheekschuld. Daarvan profiteren al uw erfgenamen (en niet alleen uw partner) Het is ook mogelijk de verzekeringsuitkering alleen ten goede te laten komen aan uw partner (en dus niet aan de andere erfgenamen). Dat kan door middel van de zogenoemde partnerverklaring, ook wel weduweverklaring of betalingsopdracht genoemd.
Partnerverklaring
Om alleen uw partner te laten profiteren van de verzekeringsuitkering, dient hij of zij eerste begunstigde voor de uitkering te zijn en niet de financier. Zoals hiervoor vermeld, zal de financier met behulp van het pandrecht zichzelf als eerste begunstigde aanwijzen. Om toch alleen uw partner te laten profiteren van de verzekeringsuitkering, waarbij tevens de financier voldoende zekerheid houdt dat bij uw overlijden de lening wordt afgelost. kan met de financier worden overeengekomen dat onder een bepaalde voorwaarde uw partner de eerste begunstigde blijft. Die voorwaarde is dat uw partner vóór uw overlijden de verzekeringsmaatschappij schriftelijk opdracht of volmacht geeft om het bedrag van de aan hem of haar toekomende verzekeringsuitkering direct te betalen aan de financier ter aflossing van de hypotheekschuld. Zo heeft de financier toch de door hem gewenste zekerheid. Deze schriftelijke opdracht, de partnerverklaring, wordt meestal standaard met de hypotheekstukken meegestuurd.
Door het ondertekenen van een partnerverklaring en het daarmee blijven van eerste begunstigde voor de verzekeringsuitkering komt de uitkering geheel ten goede aan uw partner en niet mede aan uw andere erfgenamen. Hoewel ook in dit geval de uitkering wordt aangewend voor aflossing van de hypotheekschuld, valt, anders dan wanneer de financier de eerste begunstigde is, de hypotheekschuld nu weg door een betaling door uw partner. Deze betaling vindt plaats met eigen geld, namelijk met het bedrag van de uitkering die hem of haar als eerste begunstigde toekomt. De hypotheekschuld is een schuld van al uw erfgenamen. Door de betaling met eigen geld lost uw partner daarom niet alleen zijn of haar deel van de schuld af, maar ook dat van de andere erfgenamen. Daardoor krijgt uw partner een vordering op de andere erfgenamen.
Een en ander nog eens op een rij:
Geen partnerverklaring
- Financier begunstigde voor uitkering
- Aflossing hypotheekschuld vergroot nalatenschap
- Uitkering komt ten goede aan alle erfgenamen
Wel een partnerverklaring
- Partner begunstigde voor uitkering
- Aflossing hypotheekschuld heeft geen invloed op omvang nalatenschap
- Uitkering komt alleen ten goede aan partner
De partnerverklaring brengt dus mee dat de financiële positie van uw partner aanzienlijk gunstiger is dan in het geval dat geen partnerverklaring wordt ondertekend. Versterking van de verzorgingspositie van de partner was dan ook van oudsher de achtergrond van de partnerverklaring. Dit speelde een belangrijke rol onder het oude erfrecht, toen kinderen met een beroep op hun legitieme portie (wettelijke minimumaanspraak) in principe direct een deel van de nalatenschap konden opeisen. Onder het huidige erfrecht (ingevoerd op 1januari 2003) is die verzorgingsgedachte minder belangrijk geworden. Wanneer u gehuwd/geregistreerd partner bent en overlijdt zonder een testament te hebben gemaakt, zal uw partner op grond van het wettelijke erfrecht uw gehele nalatenschap verkrijgen. Eventuele kinderen krijgen slechts een vordering op uw partner ter grootte van hun erfdeel, die pas opeisbaar is bij het overlijden van uw partner. Dit laatste geldt ook wanneer zij een beroep doen op hun legitieme portie. Maar ook wanneer u niet gehuwd/geregistreerd partner bent en bij testament een goede verzorging van uw partner geregeld hebt, is versterking van de verzorgingspositie door een partnerverklaring van minder belang.
Wanneer u niet gehuwd/geregistreerd partner bent en geen testament hebt laten opstellen, ligt de zaak anders. In dat geval is uw partner geen erfgenaam en niet beschermd tegen erfrechtelijke aanspraken van de erfgenamen. Versterking van de verzorgingspositie van uw partner door middel van een partnerverklaring is dan wel degelijk zinvol. Hoewel het tekenen van de partnerverklaring leidt tot een versterking van de financiële positie van uw partner, heeft dat op zichzelf niet tot gevolg dat hij of zij (volledig) eigenaar van het huis wordt. Om dat te bereiken zal een regeling in een samenlevingsovereenkomst of een testamentaire voorziening moeten worden getroffen.
Fiscale gevolgen
Ondanks het feit dat versterking van de verzorgingspositie van de partner in het algemeen op de achtergrond is geraakt, blijven de juridische en financiële gevolgen van het wel of niet ondertekenen van een partnerverklaring van belang. Zeker wanneer er kinderen uit verschillende relaties zijn, dient extra aandacht aan de partnerverklaring te worden besteed: is het wel de bedoeling dat de hele verzekeringsuitkering bij de partner (en dus later alleen bij zijn of haar kinderen) terecht komt?
Van belang is ook wat de gevolgen zijn voor de omvang van de nalatenschap en daarmee voor het successierecht. Deze gevolgen kunnen namelijk aanzienlijk verschillen naar gelang wel of niet wordt gekozen voor een partnerverklaring. Een voorbeeld maakt het beste duidelijk wat het verschil in resultaat is tussen het wel of niet ondertekenen van een partnerverklaring.
Een voorbeeld
Peter (55) en Marjan (51) zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben twee kinderen, Joost (25) en Anne (24). Het huis waarin zij wonen hebben Peter en Marjan acht jaar geleden gekocht voor € 300.000. Zij hebben hiervoor een hypothecaire lening afgesloten van eveneens € 300.000. Tevens heeft Peter een levensverzekering afgesloten op zijn leven met een verzekerd bedrag bij overlijden van eveneens € 300.000 en daarbij Marjan als eerste begunstigde aangewezen. Op grond van de verzekeringsovereenkomst is Peter de premies verschuldigd. Peter heeft alle rechten en vorderingen uit de levensverzekeringsovereenkomst verpand aan de financier, die zichzelf als eerste begunstigde heeft aangewezen. Het huis heeft nu een waarde van € 500.000. Verder hebben Peter en Marjan wat spaargeld en een effectenportefeuille (tezamen € 100.000). Hun enige schuld is de hypotheekschuld. Peter komt te overlijden. Hij heeft geen testament gemaakt.
Geen partnerverklaring
Wanneer Marjan geen partnerverklaring heeft ondertekend, is de financier begunstigde voor de verzekeringsuitkering. Aangezien hiermee de hypotheekschuld vervalt, behoort tot de te verdelen algehele gemeenschap van goederen slechts het huis, het spaargeld en de effectenportefeuille, zodat het saldo daarvan € 600.000 bedraagt. Het saldo van de nalatenschap van Peter bedraagt de helft hiervan, zijnde € 300.000. Op grond van het wettelijke erfrecht zijn Marjan, Joost en Anne ieder voor een derde erfgenaam en daarmee ieder voor een derde gerechtigd tot de nalatenschap van Peter. Omdat Peter en Marjan gehuwd waren, treedt de zogenaamde wettelijke verdeling in werking. Die houdt in dat Marjan van rechtswege alle bezittingen van de nalatenschap verkrijgt onder de verplichting de schulden van de nalatenschap te voldoen. De kinderen houden hun erfdelen tegoed in de vorm van een vordering op Marjan, die pas opeisbaar is als zij komt te overlijden. Joost en Anne krijgen dus ieder een vordering van € 100.000 op hun moeder, waarover zij, tenzij anders wordt overeengekomen, in beginsel geen rente hoeft te vergoeden. Omdat de vorderingen (statistisch gezien) voorlopig niet opeisbaar en (in beginsel) renteloos zijn, mogen ze voor de berekening van het verschuldigde successierecht worden afgewaardeerd. Gezien de leeftijd van Marjan is de fiscale waarde van de vorderingen maar 28% van € 100.000. Omdat Marjan van de uitgestelde opeisbaarheid en de renteloosheid profiteert, wordt de afwaardering van de vorderingen van de kinderen hij haar als verkrijging met successierecht belast. Daarnaast wordt Marjan belast voor een verkrijging van € 150.000 wegens bevrijding van haar aandeel in de hypotheekschuld door de verzekeringsuitkering.
In dit geval zijn Joost en Anne ieder € 1.578 (volgens tarief 2007) successierecht verschuldigd over de (fiscale) waarde van hun vordering. Marjan is vanwege de grote vrijstelling die zij als echtgenote heeft geen successierecht verschuldigd.
Wel een partnerverklaring
Wanneer Marjan wel een partnerverklaring heeft ondertekend, is zij begunstigde voor de uitkering. De uitkering komt haar toe krachtens eigen recht en valt daardoor niet in de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap. Met de uitkering wordt de volledige hypotheekschuld afgelost. Omdat de hypotheekschuld vanwege de huwelijksgoederengemeenschap voor de helft ten laste kwam van Peter, heeft Marjan voor dit deel een vordering op zijn nalatenschap. Tot de nalatenschap van Peter behoort nu de onverdeelde helft van het huis, het spaargeld en de effectenportefeuille ( € 250.000 + € 50.000 = €300.000) en een schuld aan Marjan ( € 150.000). Het saldo van de nalatenschap van Peter bedraagt dus € 150.000 en is daarmee gelijk aan zijn vermogen tijdens zijn leven. De verzekeringsuitkering is “buiten de boedel om” gegaan en heeft geen wijziging gebracht in de omvang van de nalatenschap van Peter. Op grond van het wettelijke erfrecht zijn Marjan, Joost en Anne ieder voor eenderde erfgenaam en daarmee ieder voor eenderde gerechtigd tot de nalatenschap van Peter. 0p grond van de wettelijke verdeling komt de gehele nalatenschap echter toe aan Marjan, waartegenover schulden aan Joost en Anne ontstaan ter grootte van de waarde van hun erfdelen (in dit geval € 50.000). Omdat de vorderingen pas bij het overlijden van Marjan kunnen worden opgeëist en (in beginsel) renteloos zijn, mogen ze voor de berekening van het verschuldigde successierecht worden afgewaardeerd naar 28%. Omdat Marjan van de uitgestelde opeisbaarheid en de renteloosheid profiteert, wordt de afwaardering van de vorderingen van de kinderen bij haar als verkrijging met successierecht belast. Daarnaast wordt Marjan belast voor de verkrijging van de verzekeringsuitkering van € 300.000. n dit geval zijn Joost en Anne ieder € 200 (volgens tarief 2007) successierecht verschuldigd over de (fiscale) waarde van hun vordering. Marjan is vanwege de grote vrijstelling die zij als echtgenote heeft geen successierecht verschuldigd.
De cijfers nog eens op een rij
Hier volgen de cijfers nog eens op een rij:
Noot 2 Deze bevrijding/uitkering is belast op grond van artikel 13 van de Successiewet Een deel van de betaalde premies kan hierop in aftrek worden gebracht. Hier wordt niet nader op ingegaan. Wanneer Peter zou hebben samengewoond, geregistreerd partner met partnerschapsvoorwaarden of gehuwd op huwelijkse voorwaarden zou zijn geweest, was toepassing van artikel 13 van de Successiewet onder voorwaarden te voorkomen geweest. Zie verderop in de hoofdtekst meer over dit artikel.
Successierechtelijke verkrijging Joost en Anne
Partnerverklaring altijd gunstiger?
Zo op het eerste gezicht lijkt het in dit voorbeeld voordeliger een partnerverklaring te ondertekenen. Dat scheelt immers € 2.756! Ondertekening van een partnerverklaring is bij het eerste overlijden ook meestal gunstiger dan niet-ondertekening. Dat komt doordat de partner (meestal) een grote vrijstelling voor het successierecht heeft, terwijl kinderen een relatief kleine vrijstelling hebben. Die vervalt hij kinderen van 23 jaar en ouder bovendien als hun verkrijging groter is dan € 26.455 (2007). Maar ondertekening hoeft bij het eerste overlijden niet altijd gunstiger te zijn. Wanneer Marjan bijvoorbeeld door het overlijden van Peter recht krijgt op een weduwepensioen van € 40.000 per jaar, beïnvloedt (verlaagt) dit haar vrijstelling. In dat geval wordt het opeens € 604 voordeliger om de partnerverklaring niet te ondertekenen.
Noot 3 In dit geval is geen vrijstelling van toepassing omdat de kinderen meer dan € 26.455 (2007) hebben geërfd. Zie verderop in de hoofdtekst.
In cijfers ziet het plaatje er dan zo uit:
Successierechtelijke verkrijging Marjan:
Wanneer Marjan, Joost en Anne tevens binnen de aangiftetermijn voor het successierecht overeenkomen dat over de vorderingen een enkelvoudige rente van bijvoorbeeld 6% zal worden vergoed, pakt het plaatje weer heel anders uit. Door de rentevergoeding (die evenals de vorderingen pas opeisbaar is hij het overlijden van Marjan) wordt de verkrijging van Marjan namelijk kleiner en die van Joost en Anne groter; de fiscale waarde van hun vorderingen is nu gestegen van 28% naar 70%.
In dit geval levert het ondertekenen van een partnerverklaring € 5.766 op! De gevolgen voor het successierecht verschillen dus per situatie en kunnen aanzienlijk zijn.
Ook kijken naar situatie bij overlijden partner
Voor een goede vergelijking dient niet alleen gekeken te worden naar de gevolgen bij het eerste overlijden, in het voorbeeld dat van Peter, maar ook naar de situatie bij het overlijden van de partner, in het voorbeeld Marjan. Het eerste en tweede overlijden dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Een paar voorbeelden.
Wanneer de verzekeringsuitkering als gevolg van de partnerverklaring geheel ten goede komt aan Marjan, neemt haar vermogen toe. Bij het overlijden van Marjan is haar vermogen daardoor waarschijnlijk groter dan wanneer de verzekeringsuitkering ten goede was gekomen aan alle erfgenamen. Joost en Anne zijn dan over een groter bedrag successierecht verschuldigd. Een besparing op het verschuldigde successierecht bij het overlijden van Peter door het ondertekenen van een partnerverklaring zou dus best kunnen leiden tot meer verschuldigd successierecht bij het overlijden van Marjan. Het is zelf mogelijk dat over de twee erfenissen tezamen meer successierecht is verschuldigd dan wanneer geen partnerverklaring zou zijn ondertekend.
Wanneer geen partnerverklaring wordt ondertekend, zijn de erfdelen van Joost en Anne bij het overlijden van Peter groter dan wanneer wel een partnerverklaring wordt ondertekend. Daarmee zijn ook hun vorderingen op Marjan groter. Als Marjan, Joost en Anne na het overlijden van Peter een rentevergoeding overeenkomen over de vorderingen van Joost en Anne, wordt die rente dus over een hoger bedrag berekend. Meestal wordt bepaald dat die rente, evenals de vorderingen, pas opeisbaar is bij het overlijden van de partner, in het voorbeeld Marjan. Daardoor zal tot de nalatenschap van Marjan een (mogelijk forse) renteschuld aan Joost en Anne behoren, die de belaste verkrijgingen van Joost en Anne verlaagt. Ondanks het feit dat Joost en Anne zonder partnerverklaring bij het overlijden van Peter meer successierecht verschuldigd zijn vanwege hun hogere vorderingen op Marjan, zijn zij door de rentevergoeding over die hogere vorderingen bij het overlijden van Marjan minder successierecht verschuldigd. Bij een hoge vordering zal de rentebijschrijving immers meer euro’s rente opleveren dan bij een lage vordering. Het is zelfs mogelijk dat over de twee erfenissen tezamen minder successierecht is verschuldigd dan wanneer wel een partnerverklaring zou zijn ondertekend. Rentevergoeding en partnerverklaring hangen dus sterk met elkaar samen.
Ook hier blijkt dat de gevolgen van het wel of niet ondertekenen van een partnerverklaring voor het successierecht sterk afhankelijk zijn van de situatie. Diverse variabelen, zoals een eventuele rentevergoeding door Marjan aan Joost en Anne over hun vorderingen en de groei van het vermogen van Marjan, maar ook bijvoorbeeld eventuele schenkingen door Marjan aan de kinderen die haar vermogen verminderen, spelen daarbij een belangrijke rol.
Nog iets over de levensverzekering en de heffing van successierecht
In het voorbeeld was sprake van belasting van de bevrijding van Marjan’s aandeel in de hypotheekschuld/de verzekeringsuitkering op grond van artikel 13 van de Successiewet. Op grond van dit artikel is een levensverzekeringsuitkering belast met successierecht, wanneer voor de opbouw van de uitkering betalingen (premies en koopsommen) ten laste van het vermogen van de overledene hebben plaatsgevonden. Hiervan is sprake wanneer de premies op grond van de verzekeringsovereenkomst waren verschuldigd door de overledene. Wie de premies feitelijk heeft betaald is niet van belang. In het voorbeeld heeft Peter de levensverzekering afgesloten op zijn leven en was hij op grond van de verzekeringsovereenkomst de premies verschuldigd. Stel nu dat Marjan de levensverzekering had afgesloten op het leven van Peter en dat zij de premies verschuldigd was. Was artikel 13 van de Successiewet dan ook van toepassing geweest? Naast het antwoord op de vraag wie de premie was verschuldigd, is ook van belang of het huwelijksgoederenregime de verzekeringsconstructie kan “dragen”. Dat is bijvoorbeeld niet het geval wanneer de overledene (zoals in het voorbeeld Peter) was gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Ondanks het feit dat niet Peter maar Marjan de premies verschuldigd was, komen de premies toch voor de helft ten laste van het vermogen van Peter. Premies voor een levensverzekering zijn namelijk gemeenschapsschulden en komen daarmee voor rekening van beide echtgenoten.
Anders dan wanneer u gehuwd bent in algehele gemeenschap van goederen is wanneer u samenwoont, geregistreerd partner met partnerschapsvoorwaarden of gehuwd op huwelijkse voorwaarden bent toepassing van artikel 13 van de Successiewet onder voorwaarden te voorkomen. Ten eerste is daarbij van belang dat, wanneer u de verzekerde bent, u niet zelf de verzekeringspremies verschuldigd mag zijn. De levensverzekering op uw leven kan daarom het beste worden afgesloten door uw partner. Degene die de verzekering afsluit, de verzekeringnemer, is in de regel degene die de premies verschuldigd is. Verder dienen de samenlevingsovereenkomst/ partnerschapsvoorwaarden/huwelijkse voorwaarden deze constructie te kunnen “dragen” . Daarmee wordt bedoeld dat het niet zo mag zijn dat de verzekeringspremies op grond van de inhoud van deze regelingen toch ten laste van het vermogen van de overledene komen. Wanneer u bijvoorbeeld bent gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen, maar wel bent overeengekomen dat bij overlijden van u of uw partner een verrekening zal plaatsvinden alsof u in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd, zijn bij uw overlijden door deze verrekening achteraf bezien de premies voor de helft ten laste van uw vermogen gekomen. Voor samenwoners is van belang dat in de samenlevingsovereenkomst expliciet wordt vermeld dat de premies niet tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding behoren. Het komt regelmatig voor dat partners gezamenlijk een levensverzekering afsluiten. Het betreft dan vaak een gemengde verzekering op twee levens. Dit is een verzekering op de levens van beide partners (verzekerden) die tot uitkering komt op de einddatum van de verzekering indien beide verzekerden in leven zijn of bij het eerste overlijden van één van beide verzekerden vóór die einddatum. In dit geval is het van belang dat het deel van de premie dat betrekking heeft op het risico van het voortijdig overlijden van de ene partner door de andere partner is verschuldigd jegens de verzekeraar en vice versa. Dit kan worden bereikt door met de verzekeraar overeen te komen dat de premie wordt gesplitst in een gedeelte voor de uitkering bij leven van beide verzekerden, een gedeelte voor de uitkering bij het overlijden van de ene verzekerde als eerste en een gedeelte voor de uitkering bij het overlijden van de andere verzekerde als eerste. Ten aanzien van deze laatste twee gedeeltes dient in de verzekeringsovereenkomst te worden vastgelegd dat ze “kruislings” verschuldigd zijn. Wie van de beide partners het eerste gedeelte van de premie (het spaardeel) verschuldigd is, maakt niet uit. Wanneer er aldus “kruislings” is verzekerd en deze constructie wordt “gedragen” door de samenlevingsovereenkomst/partnerschapsvoorwaarden/huwelijkse voorwaarden, kan ondertekening van de partnerverklaring tot een extra successierechtbesparing leiden bij het eerste overlijden. In dat geval is immers de gehele verzekeringsuitkering onbelast, waardoor sprake is van een kleinere (belastbare) verkrijging door de partner. Zonder partnerverklaring is effectief slechts de bevrijding van de partner van zijn of haar aandeel in de hypotheekschuld onbelast. Het vervallen door de verzekeringsuitkering van het aandeel van de overledene in de hypotheekschuld vergroot immers diens nalatenschap en daarmee (vrijstellingen daargelaten) de belastbare verkrijgingen van de erfgenamen.
Altijd een partnerverklaring ondertekenen? Vraag het de notaris
Uit het voorgaande blijkt dat het niet altijd eenvoudig is om te bepalen of bij een hypotheek met levensverzekering wel of niet voor ondertekening van een partnerverklaring dient te worden gekozen. Zeker niet wanneer het gaat om het antwoord op de vraag wat fiscaal gezien het gunstigste is. Of het om juridische, financiële en/of fiscale redenen verstandig is een partnerverklaring te ondertekenen, is afhankelijk van de persoonlijke en financiële situatie van u en uw partner. Daarbij spelen het (huwelijks)goederenregime, eventuele testamenten/een samenlevingsovereenkomst (met name bij ongehuwden/niet-geregistreerde partners) en diverse variabelen een belangrijke rol. Ook kan het verstandig zijn een reeds ondertekende partnerverklaring in te trekken.
De notaris is bij uitstek de deskundige die u over deze lastige materie kan adviseren. Hij kan voor u alle juridische, financiële en fiscale gevolgen op een rij zetten, op basis waarvan u een weloverwogen beslissing kunt nemen. Daarbij kunnen ook allerlei andere estate planningsaspecten worden meegenomen. Een goed advies kan echter niet altijd bij het passeren van de hypotheekakte worden gegeven. Daar is vaak veel meer tijd voor nodig. Bovendien dient de notaris daarvoor te beschikken over alle benodigde informatie. Daarom wordt aangeraden om voor of na het passeren van de hypotheekakte een aparte afspraak met de notaris te maken. De beslissing om wel of niet een partnerverklaring te ondertekenen kan namelijk ook na het aangaan van de hypotheekschuld worden genomen. U kunt de notaris dus ook na het passeren van de hypotheekakte eens laten kijken wat in uw geval het beste is. Het spreekt voor zich dat aan een advies kosten zijn verbonden, maar daarmee zijn uw zaken wel goed geregeld. Bovendien kan een goed advies uw erfgenamen een veelvoud van de kosten aan successierecht besparen. Vraagt u gerust eens naar de mogelijkheden.